Overslaan en naar de inhoud gaan
Spiegelgesprekken op afdeling Oever

In 2017 startte Oever, de open opnameafdeling van psychiatrisch ziekenhuis Bethanië, met spiegelgesprekken. Johan, verantwoordelijke op Oever, schetst: ‘Vroeger hadden we elke twee weken een patiëntenraad. Ik had altijd het gevoel om meteen oplossingen te moeten geven voor de praktische zaken die aangekaart werden. In Pittem hebben we inspiratie opgedaan voor een alternatief: het spiegelgesprek. Patiënten vertellen hun ervaringen rechtstreeks aan het team. Dit gaat verder dan praktische beslommeringen, ook de werking en visie van de afdeling komen aan bod. We doen dit nu ongeveer een jaar, telkens één keer per maand.’ 

Alles kunnen zeggen

Mick, ervaringsdeskundige in het Hop-team, is nauw betrokken bij de gesprekken. ‘Emmy en ik bereiden het spiegelgesprek telkens voor met de patiënten. We creëren voldoende openheid en zorgen voor een bundeling van thema’s. Nadien gebeurt de terugkoppeling in het team. Het gesprek aangaan zonder deze voorbereidingstijd is een drempel.’ Kristel, patiënte op Oever, stemt daarmee in. ‘Het is goed om het gesprek te kunnen voorbereiden met Hop. Zo kan je aftoetsen of je alleen met iets zit of dat iets gedeeld is.’

‘Onze filosofie is dat alles gezegd moet kunnen worden. Alles is bespreekbaar’, stelt Mick. ‘We merken wel dat bepaalde thema’s regelmatig opduiken: onthaal op de afdeling, privacy, betrekken van familie, aanwezigheid van hulpverleners op de afdeling.’

Johan gaat verder: ‘Dat zet aan tot nadenken. En tot actie. Er zijn al verschillende initiatieven uit voortgevloeid. Vanuit de opmerkingen over onthaal op de afdeling hebben we werk gemaakt van een ontvangstruimte die beschikbaar is bij opname van een patiënt. Verder zijn de uren voor het gebruik van de douche uitgebreid en zijn er op elk moment van de dag lakens voorhanden.’ 

Confronterend, maar leerrijk

Johan: ‘Alle collega’s die aan het werk zijn, doen mee. We krijgen een spiegel voorgehouden door patiënten. Voor collega’s is dit niet evident. Ze willen het goed doen, maar horen in de gesprekken dat ze tekort schieten.’ Ergotherapeut Lien Grimon relativeert ook. ‘Ik slaag erin om dit los te laten. Ik probeer open te staan voor wat mensen in opname voelen. Ik zet een andere bril op als hulpverlener. Het doet me meer stilstaan bij het effect van wat we doen en laat blinde vlekken zien.

‘Het is een zoektocht geweest, ook voor de patiënten’, vult Mick aan. ‘Waar we aanvankelijk enkel aspecten binnenbrachten die minder goed liepen, starten we nu steevast met een positieve vraag: wat loopt er goed? Dit koppelen we ook terug in het gesprek.’ Kristel vindt het fijn dat er rechtstreeks feedback kan gegeven worden. ‘Dat je op het moment zelf kan zeggen wat er goed loopt en wat niet. Ik heb al een aantal zaken kunnen brengen op een spiegelgesprek, zelfs een gerichte terugkoppeling naar een hulpverlener. Hierdoor heb ik een tweede kans gekregen.’
‘Waar we aanvankelijk vooral luisterend aanwezig waren, is er nu meer en meer dialoog’, stelt Johan vast. ‘Omdat we als hulpverleners tussen patiënten zitten tijdens het gesprek, ontstaat er een soort WIJ-gevoel.’ ‘Te meer omdat het gesprek losstaat van de therapie’, besluit Kristel. 

Oever wil nog wel enkele jaren voortgaan op dit elan. Het vraagt een andere cultuur om op deze manier het patiëntenperspectief binnen te brengen, maar het team is er fier op. Misschien volgen er wel andere afdelingen? Mick laat alleszins geen kans liggen om er op andere plaatsen over te spreken.