Overslaan en naar de inhoud gaan

Bevroren

Zondagochtend 8.35 uur. Ik zit met mijn eerste kop groene thee van de dag in de zetel. Mijn plekje biedt het perfecte uitzicht op het aanrecht. Ik kijk met afschuw naar de berg afwas die al twee weken bordje-per-bordje, lepeltje-per-lepeltje en kommetje-per-kommetje is uitgegroeid tot de Mount Everest van afwasjes. Ik wend mijn blik af en richt hem op de vloer in de woonkamer die bezaait ligt met stofvlokken. De warme lucht van de verwarming doet ze vrolijk rond dwarrelen in het winterse zonlicht. Ik kan wel huilen van schaamte.

Een stemmetje in mijn hoofd roept: “sta op en doe iets,” tegelijkertijd weerklinkt ook de mantra: “je kunt het niet, je kunt het niet, je kunt het niet!” En mijn lichaam? Dat weigert alle dienst, totaal overweldigd en compleet verlamd door de hoeveelheid van de taken die letterlijk voor me liggen.

Ik stel me voor dat mensen van me denken dat ik maar een luie trien, een ‘vuil plot’ ben. Ik weet echter ook dat er lezers zullen zijn die begrijpen hoe het voelt om stijf bevroren in je eigen lijf te zitten. Die weten hoe het is om te leven met een lichaam dat dag in-dag uit grieperig aanvoelt met inwendig gebibber en constante vermoeidheid.

Ik overweeg om de televisie aan te zetten, maar hou mezelf tegen, iets waar ik gisteren en het weekend daarvoor niet in slaagde. Even helemaal verdwijnen in Britse serie zoals ‘Silent Witness’, ‘Around the World in 80 Days’ of ‘All Creatures Great & Small’… er is niets dat ik liever doe, maar het gevaar dat een uurtje tv-kijken omslaat naar een hele dag series ‘binge-watchen’ loert al snel om de hoek. 

Zondagnamiddag 16 uur. Ik heb me tegen de middag uit de zetel weten hijsen. Mijn hele appartement is opgeruimd en gestofzuigd. Er hangen frisgewassen kleren aan het wasrek, de propere was van vorige week ligt netjes opgevouwen en gestreken in de kleerkast. Ik heb afgewassen en opnieuw gekookt. Ik sta te trillen op mijn benen en ik voel dat ik de uitputting nabij ben. Ik hoop dat de inspanning van vandaag, morgen z’n tol niet eist.

Ik plof me met een flinke zucht neer en kijk met trots rond. Dat beetje afwas dat er nu staat, doe ik morgen wel. Met die belofte in het achterhoofd, zet ik tevreden de televisie aan.