Overslaan en naar de inhoud gaan

dr. Paul Descheemaeker

Eén van de mooie momenten tijdens een avond georganiseerd door Elimart, is ongetwijfeld het informele gesprek met (ex-)cliënten. Na jaren van aarzeling lukt het ons steeds beter samen gemoedelijk na te mijmeren over het verblijf in Elim. Afstand relativeert immers en verscherpt de (terug)blik.

Vele nabeschouwingen gaan ongetwijfeld over de 'tijd': rust, verstilling en vertraging. Blijkbaar is het een van de eerste aspecten die opvalt en waar men maar moeilijk aan voorbij kan gaan. Een ex-cliënte vertelde dat zij ‘noodgedwongen haar pas moest vertragen van zodra ze het domein betrad’ alsof je een andere tijdsdimensie binnengaat, weg van de vertrouwde klokkentijd naar een meer subjectief beleefde tijd, een tijd die 'duurt'. Het ‘te veel aan tijd’, zoals sommige nieuwelingen wel eens durven te beweren, verdiept alleen maar dat gevoel. Toch duurt het altijd een behoorlijke poos vooraleer iemand zich de ritmering van Elim eigen weet te maken en het aandurft de 'leegte' te ondergaan met een grotere confrontatie met het lijden als risico. Gevraagd wat deze vertraging betekent, krijgen we steevast antwoorden als: ’het was nodig om beter te begrijpen wat er tijdens een therapie gebeurt, om de verschillende therapiemomenten beter met elkaar te verbinden, om meer naar mezelf te kunnen kijken, mezelf en de ander beter te begrijpen’. 
Deze vaststellingen versterken onze overtuiging dat verstilling en vertraging cliënten toelaten meer in contact te komen met de diepere lagen van zichzelf, men spreekt in dit verband wel eens van ‘le moi profond' of het 'tacit cogito'. Met filosofen (o.a. H. Bergson, J.Hermsen) zijn we het eens dat deze diepere laag van onszelf een bron is van creativiteit, van ongedachte ideeën, van een weten waar we met onze rationaliteit moeilijk bij kunnen. En wellicht is het ook zo dat het lijden an sich zelf een bron van creativiteit kan zijn en de zelfstandigheid van het denken bevordert.

Al deze bespiegelingen over de tijd brengen ons als vanzelf bij de De Toverberg van Thomas Mann. Hierin beschrijft hij wat tijdservaring als duur (verblijf op de Toverberg) doet met een mens. Hans Castorp, het hoofdpersonage in het boek, komt tot andere, diepere inzichten over zichzelf en de wereld, die hij in het Laagland (gedomineerd door klokkentijd en het handelende ik) nooit zou hebben kunnen verwerven. Weliswaar komt hij tot deze ideeën ook dank zij de vele dialogen met zijn ‘leermeesters’, maar toch beschouwt Thomas Mann de tijd als de potentialiserende factor om tot deze vernieuwende inzichten te komen. 

De tijd dus ...

Zo denken we ook dat de 'tijd in Elim' een belangrijke ondersteunende rol kan spelen om beter tot je authentieke zelf te komen en nieuwe inzichten te ontwikkelen tijdens het doorlopen van een therapeutisch proces. Omgaan met kwetsbaarheid is, hoe kan het anders, eveneens een veel voorkomend gespreksonderwerp. Voor ieder is het een moeilijk te nemen obstakel bij de start van het verblijf. Wat hen helpt om hun lijden toch te (durven) voelen, en misschien nog meer om het met anderen te delen, is de veiligheid die ze ervaren zowel vanuit het team, als vanuit medecliënten. Al is het zo dat veiligheid en vertrouwen ervaringen zijn waar voortdurend moet aan gesleuteld worden, toch blijkt het voor velen voldoende aanwezig om zich kwetsbaar te kunnen opstellen. Dat blijkt uit volgende uitspraken: ‘je mag er zijn wie je bent’, ’je hoeft je niet beter voor te doen dan je bent’, ‘ruimte krijgen voor je kwetsbaarheid’, ‘respect krijgen voor eigen kwetsbaar verhaal’. 
Wat eveneens bevrijdend werkt om lijden bespreekbaar te stellen, is het gevoel dat kwetsbaarheid niet gezien wordt als een ziekte, als een abnormaliteit. ‘We worden gezien als een persoon, als gewone mensen (of gewoon mensen!), die lijden zonder daardoor in een hokje geduwd te worden’ en ‘precies dat gaf me kracht en maakte me nieuwsgierig naar therapie’!
Anderen zien getuigen van hun kwetsbaarheid nodigt uit om zelf in je broosheid te gaan staan en creëert een band: ‘hier in Elim hoef ik niet alleen te lijden’, ‘zien dat anderen ook lijden helpt je eigen lijden te aanvaarden, maakt dat je je eigen kwetsbaarheid durft te tonen, en verbindt je met de ander’.
Therapie kan geen bezigheid zijn contrecoeur. Naast het lijden moet er een wenkend perspectief komen, hoop, of eigentijdser gezegd: een incentive.
Ik haalde reeds aan dat sommige mensen zich geprikkeld voelen te zoeken naar therapeutische mogelijkheden eens verlost van het idee een 'etiket' te hebben, wat nog maar eens het probleem van de reïficatie blootlegt. Het besef dat we niet vastgelegd zijn als 'een ding', maar dat we dynamische evoluerende personen zijn, creëert al hoop en motiveert mensen tot verandering.

Maar ook onze cliëntenbejegening zet velen aan om bij zichzelf stil te staan. Door veel verantwoordelijkheid bij hen te leggen, onze 'niet-wetende houding', door niet alles in regeltjes ‘voor te zeggen’ en dus de wet eerder te internaliseren dan te externaliseren, ‘word je gedwongen om zelf terug na te denken, het stimuleert je eigen leven terug in handen te nemen en automatismen te doorbreken’. Iemand anders zei het zo: ‘vrijheid is kracht”, hierdoor heb ik de weg naar onafhankelijkheid gevonden en nog iemand formuleerde het dan weer anders: ‘hierdoor durf ik meer mezelf te zijn, vond ik mijn zelfvertrouwen terug’.
Een ander item dat regelmatig aan bod komt op zo’n avond is de afstand met de context. Dan gaat het om het residentieel karakter van het verblijf, een actuele vraagstelling dus binnen de gezondheidszorg. Werkt dat niet vervreemdend, zou dag- of ambulante therapie niet een betere, efficiëntere (lees dan misschien: goedkopere) oplossing zijn?
De antwoorden zijn meestal nogal eenduidig ontkennend. Neen, precies de afstand was erg heilzaam in het therapeutisch proces. Velen herkenden zich in de stelling dat afstand net helpt om jezelf en de ander beter te leren kennen, beter zicht te krijgen op het soms complexe kluwen van interacties. Eén cliënte beaamde dat ‘ze ambulant of dagtherapeutisch nooit had kunnen bereiken wat ze nu tijdens haar verblijf had bereikt’. Precies door de afstand had ze het gevoel meer zicht te krijgen op de ingewikkelde interactiepatronen van haar gezin, kon ze beter haar eigen aandeel en dat van anderen zien. Het leek ook dat pas nu de inzichten, verworven tijdens een vorige relatietherapie, duidelijk werden, dat wat ze al wisten pas nu in ervaring kon omgezet worden. 

De tijd dus ...

Het niet aanbieden van nazorg waardoor er een cesuur in de zorg zou ontstaan, is een punt dat al veel discussies heeft losgemaakt. Aanvankelijk wordt het vaak als iets pijnlijk ervaren. Maar sommigen zien er ook een moment van vertrouwen en van kracht in, als een vaderlijke hand op een schouder die met overtuiging zegt: ‘ga, leef en word’, zoals een cliënt het verwoordde. Het blijft hem nazinderen als een ruggensteun waar hij in momenten van vertwijfeling op terugvalt en ... verder gaat.
‘Een ogenblik, een ogenblik duurt het maar’, zei een wat nostalgische stem. ‘Ook al schrik je aanvankelijk van de vooropgestelde verblijfsduur, het is zo voorbij. En pas veel later, veel later besef je wat deze tijd met je gedaan heeft, besef je hoe anders je bent geworden, pas nu kan ik het allemaal op waarde schatten’. 

De tijd dus ... 

Zijn woorden deden me denken aan een ander literair, maar ook filosofisch juweeltje: ‘Aldus sprak Zarathoustra’. Hierin verwoordt Nietzsche zijn ideeën over de tijd. Het heden, het nu, beschouwt hij als een ‘ogenblik’, als een poort waar verleden en toekomst elkander aanraken, maar tegelijk ook afstoten. Maar precies in dat ogenblik, onder deze poort dus, ontstaat de mogelijkheid het verleden opnieuw te herinterpreteren, anders te structureren. Door anders naar het verleden te kijken maak je echter een andere toekomst. Daarin ligt de menselijke vrijheid. Daarin schuilt de hoop van de psychotherapie. 
Dit is wat Elim wil zijn: een ogenblik om samen te zoeken naar een vernieuwend verleden om een hoopvollere toekomst tegemoet te gaan. 

De tijd dus …

Paul Descheemaeker