Overslaan en naar de inhoud gaan
Handen van ouders en hun baby
ouders met baby

‘Een baby hoort niet in een crèche. Vrouwen mogen van mij gerust thuisblijven om voor hun kinderen te zorgen, maar níét op kosten van de maatschappij. Hoe de eerste 1.000 dagen de rest van je leven bepalen. Slechte taaltest, dus minder kindergeld? Ouders van criminele kinderen straffen?’

Het is slechts een greep uit de krantenkoppen over ouderschap die de afgelopen maanden verschenen. Het debat hierover wordt altijd op het scherpst van de snee gevoerd. Het is een debat dat ons allemaal raakt. We hebben allemaal ouders. Veel van ons zijn zelf ouder. Maar wanneer we hierover spreken, merk je dat velen ongemakkelijk worden en zich vragen beginnen stellen. ‘Als jij deze mening hebt, heb ik het dan verkeerd gedaan als ouder? Heb ik mijn kind verpest?’

Het maakt het moeilijk om op een rustige manier debat te voeren over hoe we voor onze kinderen willen zorgen. De ongemakkelijke waarheid is dat we ons kind allemaal wel eens tekort doen en dat schuldgevoel dus inherent is aan ouderschap. Elke ouder voelt de kwetsbaarheid en de afhankelijkheid van een jong kind en de impact die je als zorgfiguur hebt. Als ouder besef je hoe belangrijk je bent en tegelijkertijd legt ouderschap je kwetsbaarheden bloot. Ouderschap maakt kwetsbaar.

Als behandel- en expertisecentrum voor zwangere vrouwen en jonge moeders die te kampen hebben met psychische problemen, komen we op Moeder & Baby vaak in aanraking met deze kwetsbaarheden. In ons werk ontmoeten we dagelijks jonge ouders die overweldigd worden door het ouderschap. Ze hebben het idee dat ze perfect moeten zijn en dat er geen ruimte is voor kwetsbaarheid, tekort of falen. Vaak moeten we uitleggen dat baby’s geen perfecte ouders nodig hebben. ‘Beeld je eens in dat je steeds zou weten wat je baby wil, waarom zou hij dan leren praten? Of beeld je eens in dat je altijd direct geeft wat je baby wil, waarom zou hij dan leren kruipen?’, zijn voorbeelden die we regelmatig aanhalen. Niet-perfecte zorg bevordert zelfredzaamheid en geeft groeikansen aan kinderen. Ze kunnen meerdere hechtingsrelaties aangaan, dus jouw kwetsbaarheden als ouder kunnen gecompenseerd worden door andere hechtingsfiguren. Of zoals tegenwoordig zo vaak herhaald wordt: ‘It takes a village to raise a child’. Zorg dragen voor een kind doe je niet alleen.

Helaas leven we in een samenleving waarin de village niet vanzelfsprekend is. Ouders krijgen boodschappen die hen vooral het idee geven dat ze er alleen voor staan en het allemaal zelf moeten kunnen. Ze staan voor een stressvolle puzzel om opvang rond te krijgen. Die is bovendien afgestemd op het ritme van jonge kinderen, maar niet op het ritme van de arbeidsmarkt. De thuisblijfouder is voor de meesten financieel onhaalbaar. Grootouders wonen te ver of werken zelf nog. Ouders proberen alle ballen in de lucht te houden en voelen zich op verschillende vlakken tekort schieten. Tegelijkertijd worden ze om de oren geslagen met tegenstrijdig opvoedingsadvies waarin het belang van de ouder-kindrelatie en een veilige hechting sterk wordt benadrukt. Daarnaast wijst de overheid vaak naar de verantwoordelijkheid van ouders als er moeilijkheden zijn met kinderen.

Ouderschap lijkt een individuele keuze geworden waarvoor je zelf verantwoordelijk bent. Het idee van het maakbare kind duikt regelmatig op: als je maar hard genoeg je best doet, komt het goed. Als je kind moeilijkheden ervaart, is het dus ook jouw fout.

Ouders die wij ontmoeten zijn vaak uit evenwicht geraakt door het ouderschap. Veel van hen vinden na een periode op Moeder & Baby terug de kracht om zelf verder te kunnen. Dit zijn ouders met heel wat veerkracht, zowel in zichzelf als in hun netwerk. Andere ouders hebben minder veerkracht. Omdat ze kampen met een psychiatrische problematiek, omdat ze weinig netwerk hebben of omdat hun netwerk benomen is door andere problemen. Dan is het onze taak op Moeder & Baby om aan de veerkracht te werken om te voorkomen dat de problemen van generatie op generatie worden doorgegeven.

Dit zijn ook de ouders die de maatschappij of de village het hardst nodig hebben. Dat kan op verschillende manieren. Voldoende plek in de kinderopvang. Kinderverzorgers die voldoende tijd krijgen om te kunnen afstemmen op de kinderen, die aan ouders kunnen vragen hoe het gaat en die mee kunnen zoeken waarom het kindje zo moeilijk slaapt. Een kraamverzorgende die komt helpen in het huishouden zodat ouders tijd en ondersteuning krijgen om uit te zoeken waarom hun baby zo onrustig is. Voldoende plaatsen binnen Centra Geïntegreerde Gezinsondersteuning (CIG) waar ouders ondersteund worden in de zorg voor hun kinderen terwijl ze hun leven terug op het spoor proberen te krijgen. Steungezinnen die zich kandidaat stellen om te fungeren als extra nonkel of tante. Voldoende plaats binnen pleeggezinnen of residentiële plekken in Centra voor Kindzorg en Gezinsondersteuning (CKG) waar kinderen opgevangen kunnen worden als het voor ouders echt niet meer gaat.

Op dit moment is er veel hulpverlening om ouders te helpen een betere ouder te worden, maar is er een groot tekort aan ondersteuning als het even niet meer lukt. Als we als maatschappij de eerste 1.000 dagen echt belangrijk vinden, moeten we ervan uitgaan dat kwetsbaarheid bij het ouderschap hoort en daarvoor een buffer bieden. Dan zijn we mild voor ouders die het moeilijk hebben en vragen we hoe we hen kunnen helpen, in plaats van hen enkel op hun verantwoordelijkheden te wijzen. Dan investeren we in een toegankelijk en kwalitatief zorgsysteem en zetten we extra in op bovengenoemde diensten.