Overslaan en naar de inhoud gaan

Jan Dries

licht leven

datum: 9 juni tot 25 september 2016

techniek: beelden in marmer

website: Bezoek de website van Jan Dries

Inleiding door Kurt De Boodt, dichter en artistiek adviseur Bozar bij opening tentoonstelling Jan Dries 
 

Jan Dries. Glimmend licht 
Hoe praten over de beelden van Jan Dries? Spreken ze dan niet vanzelf? Vragen ze niet bovenal om stilte? Weinig is vanzelfsprekend. Stilte kan drukkend zwaar aanvoelen. Laten we het gesprek blijven aangaan. Laten we praten. Daarvoor zijn we toch hier? Om iets of iemand te ontmoeten.
Laten we telkens opnieuw beginnen.
Er zijn verschillende invalshoeken om deze beelden te benaderen.
Ik houd het bij acht:

1. Er is de kunstenaar en er is het zich ontwikkelende oeuvre.
Zij gaan aan het beeld vooraf. Jan Dries heeft ons zijn beelden nagelaten. Als een uitnodiging om in de eerste plaats aandachtig te kijken. Om met de beelden een relatie aan te gaan. Het oeuvre is afgerond. Nu moeten wij – ook zonder de mens Jan Dries – verder. 

2. Er is het materiaal waaruit de beelden ontstaan.
Waaruit ze bestaan. Het gaat om een wel heel uitgesproken keuze. Dries koos in 1960 voor gepolijst marmer uit de groeven van Carrara. Het was voor hem ‘een nieuw begin’. (Zo heet ook het gedicht uit hetzelfde jaar dat u op het raam kunt lezen.) Het bleek een liefde voor het leven. Hij heeft die liefde tot het uiterste onderzocht én uitgedragen. 
Het marmer uit de Apuaanse Alpen is spierwit, zo goed als vlekkeloos. Het typische geaderde ('gemarmerde') patroon  ontbreekt. Kleur – of liever de ‘niet-kleur’ wit – zit in het materiaal zelf ingebakken. Je hoeft geen kleur toe te voegen, zoals een schilder dat doet op doek. Nee, het wit krijgt de maker er zomaar bij. Als een geschenk. Laten we deze extreme vereenvoudiging van middelen naar waarde schatten: het marmer en het wit in het marmer. Jan Dries doet het met minder dan Piet Mondriaan en diens drie primaire kleuren plus zwart plus grijs en (jazeker) wit. Hij beeldhouwt monochromen – éénkleurige (of moet ik zeggen kleurloze) objecten. Hoeveel minder is er nodig om meer over te houden?
Met het blanke marmer uit Carrara schrijft Jan Dries zich in een lange traditie in. De marmergroeven dateren van de Romeinse oudheid. Keizer Augustus was dol op het maagdelijk bleke marmer. Het is het materiaal waaruit ook de David van Michelangelo is gekapt. Het is materiaal dat uit de aarde komt. Dat in de aarde vorm kreeg. Met dat geduldige materiaal gaat Jan Dries aan de slag. Telkens opnieuw. Telkens een nieuw begin makend.

3. Er is de techniek die met het gekozen materiaal samenhangt.
Een beeldhouwer kan grofweg twee dingen doen: materiaal toevoegen of materiaal weghalen. Wie boetseert voegt stukken natte klei toe en werkt vanuit een kern naar buiten toe. Wie kapt of zaagt, verwijdert materiaal. Met beide technieken kun je vele kanten uit. Toch ligt er aan de basis een tweerichtingsverkeer: de kapper werkt naar het middelpunt toe. De boetseerder gaat er van weg. Gekapte beelden ogen doorgaans verstilder, introverter. Geboetseerde beelden willen de ruimte inpalmen. Gekapte beelden belichamen de ruimte. 
Brengt de beeld-houwer (hij of zij die houwt) ons dichter bij de kern?
Midden jaren 1950 maakte Jan Dries keramiek tot een volwaardige tak van de experimentele beeldhouwkunst, samen met o.a. Jef Verheyen, zijn kompaan Willy Meysmans en hun leermeester Olivier Strebelle. Wie klei in de oven zet, geeft controle uit handen. Je weet nooit helemaal hoe de klei en het glazuur reageren. Ik geloof dat Jan Dries daar verveeld mee zat. Hij wilde preciezer – beheerster – te werk gaan. Hij wilde naar de essentie. En daar hoorde kleur als een toevoeging niet bij. Wel bleef Jan Dries het model voor zijn marmeren beelden  boetseren uit klei. Om ze uit te testen. Om ze te voelen. Om ze uit het niets te blijven scheppen. Als kneed je de hele wereld in je hand.
Die combinatie van zoekend boetseren en trefzeker kappen, zet zijn beelden onder hoogspanning. De beelden ballen samen. Ogenschijnlijk liggen ze in zichzelf besloten. Volmaakt. Tegelijk willen ze uit hun cocon barsten. Daarvoor doen ze eerst en vooral een beroep op de lichtval.

4. Zo komen we aan invalshoek drie.
En er was licht. In plaats van glazuren kwam polijsten. Jan Dries verkiest een gladde, glimmende huid. Ook die beperking legt hij zichzelf op. Bij hem geen ruwe randjes, geen sporen van de geste. Wel houdt hij het oppervlak mat en warm als menselijk vel. Je wilt het glooiende lichaam liefkozen en langs alle kanten aftasten, al dan niet enkel met de ogen. Het zonlicht wekt de beelden tot leven, zoals de kus van de prins de schone slaapster doet ontwaken. Het is één langgerekte lichtkus, die in de loop van de dag van intensiteit verandert. Het is hevig aan tussen het licht en de beelden van Jan Dries. 
En kijk, we zijn inmiddels al volop aan het kijken. De beelden zijn er. Ze stralen licht uit. Aan ons om ze te zien. En daar is licht voor nodig. In het stikdonker zien we niets. 
Licht laat ons zien. De beelden van Jan Dries laten ons het licht zien.   
Bij het licht hoort onlosmakelijk de schaduw. The other side of the moon…  De volumes en de inkervingen werpen hun schaduw af. Het marmer komt tot leven - en met het marmer het beeld. De volumes verliezen hun gewicht. Er is niet één beeld. Er ontstaan tijdsbeelden. Momentopnames. Als de stills van een film.

5. Met het licht, treedt de tijd aan. Met de tijd de duur. Het verglijden van tijd. Het leven. 
Licht. Leven. 
De dood, zegt u? Nee, deze robuuste marmeren beelden zullen zo gauw niet vergaan. Zij zijn gekomen om te blijven. Ze hebben het met ons over bestaan. Over het nu en over het hier. 

6. Hier is er ruimte.
De ruimte in het beeld. De tussenruimte tussen de delen van de tweeledige beelden. De omgeving. Deze tentoonstellingsruimte waar de beelden zich open en bloot tonen. Maar ook verder, de openbare ruimte. De ruimte van het volledige leven die Jan Dries tot uitdrukking wil brengen. Ik parafraseer hier de dichter Lucebert. (En dat pseudoniem betekent tussen haakjes twee keer licht: het Latijnse 'luce' en het Germaanse 'bert' dat ook glanzend betekent. Glanzend licht. Het zou de titel kunnen zijn voor een beeld van Jan Dries.)  En er is tot slot de ruimte zoals in ‘ruimtevaart’. Het uitdijende heelal. 
Twaalf was ik toen ik voor het eerst een beeld van Jan Dries zag in het metrostation onder de Groenplaats aan de Antwerpse kathedraal. Ik liep er haast aan voorbij, om de tram niet te missen. Kosmisch oog beheerste de ruimte. Het is me altijd bijgebleven. Het beeld ademde rust in een spuuglelijk station vol haast en spoed. Hoe meer ik er – jaar in, jaar uit - langs liep, hoe sterker het zwarte gat in het eivormige beeld me aanzoog. Hoe meer ik in gedachten stukje bij beetje stilviel. Ademde. Was. Het beeld bracht mijn rennende ik weer in balans.  Later las ik in 'Een Korte Geschiedenis van de Tijd' van Stephen Hawking over wormgaten en de mogelijkheid van tijdreizen. Zo relatief blijkt dus die ruimtetijd te zijn. Kosmisch oog zag dat het goed was. Jan Dries maakte kunst die enkel na Einstein het licht kon zien.
Jan Dries maakte zijn eerste beelden toen de mens volop de ruimte veroverde. Op Expo 58 kon je de Spoetnik horen biepen, het tuig waarmee het hondje Laika rond de aarde had gecirkeld. In 1958 boetseerde Jan Dries in klei een wonderlijk, veelkleurig Ruimtetuig. Het blijft een van zijn keramische hoogtepunten. Dries is een kind van die tijd. Het is de tijd dat kunstenaars het trauma van de oorlog achter zich wilden laten en weer van nul wilden beginnen. Het punt zero in de kunst. Het boek alfa van Ivo Michiels. Het Poème électronique van Le Corbusier en Iannis Xenakis in het Philipspaviljoen. De Pijl van de Belgische bouwkunde. Softijs en Côte d'Or. De eerste tentoonstellingen van G 58 in het kasteel van het Middelheimpark. Het wit van het blanco blad. Het wit van het marmer uit Carrara. 
Nietig. Zo voel ik me ‘in de schaduw van het licht’ op en rond de beelden van Jan Dries. 
Als een deel van een groter geheel.

7. Er zijn grenzen.
En de wil om ze telkens weer te doorbreken. Jan Dries stelt tegenpolen aanwezig en heft ze voor onze ogen op. Het witte marmer oogt transparant, verlicht de zwaarte. De beelden spelen met de illusie van symmetrie. Niets blijkt exact hetzelfde. Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, hoe links is mijn rechterkant? 
‘Bolwerk’ en ‘Naast een’ bestaan uit twee gelijkvormige delen die elk een andere houding aannemen. De beelden bijten zich niet vast op een sokkel. Ze lijken vrij om hun as te kunnen tollen. Zie maar: voorkant wordt achterkant. Onder wordt boven. Hoog wordt laag. Recht wordt krom. Eén wordt veel. Klein wordt groot. (Of was het andersom?) Hier wordt heelal.
Het begint me te duizelen. In de ruimte heerst er geen zwaartekracht. Zie ons hier door elkaar zweven als in een space shuttle! Voel hoe vrij we zijn. Zolang we maar aandachtig kijken. Ons durven overgeven. 
Vrijheid. Daar draait het, geloof ik, in de kunst van Jan Dries om.
"haar doel vrij zijn / een nieuw begin"

8. Wij zijn er. Er zijn wij.  
De levenloze maar o zo bezielde materie heeft het zowaar over ons! De beelden beelden ons niet af, zoals een portret dat doet. We herkennen geen naakte gespierde man of piëteitsvolle vrouw in het blanke marmer. Dries beeldt niet af. Hij stelt aanwezig. Hij maakt denk- en voelbeelden. 
In het beeld met de titel Zelf vinden we evenmin de gelaatstrekken terug van Jan Dries, zoals in een klassiek zelfportret.  We vinden er onszelf in terug. Tenminste, wie de tijd neemt en aandachtig kijkt gaat mee op in de beelden .  Wij staan tegelijk in en buiten het glimmende licht. We zijn toeschouwer én  medeplichtige. 
In het licht schouwen we onszelf, dat microkosmosje dat we 'ik' noemen. De ruimte die wij innemen. De vele lagen van zoiets als een identiteit. Het hoekig mannelijke. Het welvend vrouwelijke. Het vrouwelijke in het mannelijke. Het mannelijke in het vrouwelijke. Kubus en bol. Hol en vol. Lichaam en geest, onafscheidelijk. Jan Dries kneedt al die elementen samen tot een eigen universum. Harmonie verkiest hij boven chaos en conflict. In de veelheid vindt hij eenheid. Tegenstellingen lossen op. Liefde is je durven overgeven aan wat  vreemd lijkt. In elkaar opgaan. Elkaar vervolmaken. Maar ook elkaars grenzen respecteren. 'Naast een'.

De kunstenaar > Het materiaal > de techniek > het licht > de tijd > ruimte > grenzen > wij
Hier staan wij dus. Allemaal met onze eigen geschiedenis. Onze herinneringen. Onze gedachten. Onze gevoelens. Onze opgedane kennis. Als het goed is, weken de beelden van Jan Dries die hele hutsekluts een beetje los. Dan dragen wij al kijkend en schouwend, net als het licht, een stukje aan de beelden bij. 
Ik en jij, wij, vervolmaken de lichtbeelden van Jan Dries die in zichzelf liggen besloten. 
Lichtgevend. Stil. Vanzelfsprekend. Volmaakt.