Overslaan en naar de inhoud gaan

Johan Tahon

datum: 19 november 2016 tot 26 maart 2017

techniek: keramiek

website: Bezoek de website van Johan Tahon

Inleiding door Jelle Van Riet, journalist, bij opening tentoonstelling Johan Tahon 

Beeldhouwkunst, dierbare genodigden, is geen van mijn vele talenten en specialiteiten. Ik spreek de taal niet, ben een nitwit inzake materialen en heb geen zicht op het erfgoed waartoe elke zichzelf respecterende beeldhouwer zich dient te verhouden. Ik heb dus – we moeten daar eerlijk in zijn – niet de allerbeste papieren om het werk van een beeldhouwer in te leiden. Dat ik dat hier vanavond toch doe, met het risico op mijn bek te gaan, zou kunnen wijzen op een zelfdestructief karakter, op roekeloosheid, op arrogantie, ook dat, of op de onweerstaanbare charme van ELIM-verantwoordelijke Joris Helssen die mij hiertoe heeft verleid. Ik ontken niks. Maar de voornaamste verklaring van mijn dwaasheid is toch te vinden bij het hier tentoongestelde werk. Bij kunstenaar Johan Tahon die mij, de dilettant, bij elk van zijn beelden opnieuw geruststelt: ik hoef zijn kunst niet te begrijpen. Zijn kunst begrijpt mij. 

De beelden van Johan Tahon zijn – ik zeg dat niet graag – slimmer dan ik. Waarmee ik uiteraard niet bedoel dat ik een domme gans ben, verre van, wél dat zijn beelden uitzonderlijk slim zijn. Zo slim dat zelfs hun schepper, de in het jaar des Heren 1965 in Menen geboren Johan Tahon, voor hen moet onderdoen. Ook hij begrijpt immers maar weinig van deze wereld, en al bij al ook maar weinig van zichzelf. Al jaren probeert hij halsstarrig inzicht te krijgen in beide. Het klinkt als Sisyfusarbeid, maar al dat niet-begrijpen van Tahon brengt hem ertoe objecten te maken die hem iets teruggeven, hem iets vertellen, hem iets laten zien. ‘Niet meer dan een glimp’, benadrukt de kunstenaar, maar onderscheidt het slimme zich niet precies daarin van het elitaire? Dat het zich niet voordoet als de enige onomstotelijke waarheid maar als een waarheid? Dat het tot niets dwingt maar tot alles uitnodigt? Dat het met andere woorden niet meer dan een glimp kan zijn?

Tahons sculpturen zijn niet van het soort dat hoog en droog vanop een sokkel – versta veraf en onbereikbaar – neerkijkt op de wereld en op de mensen. Zijn figuren voelen juist altijd heel nabij en wakend, zelfs als ze vele meters boven ons uittorenen. Of het nu gaat om zijn geglazuurde keramische hoofden (hier tentoongesteld) of zijn mythische leoniden, om zijn lange witte gipsen engelen of zijn reusachtige bronzen figuren in de publieke ruimte – alle zijn ze even levensecht. Even aanraakbaar. Ik heb ook constant de neiging hen daadwerkelijk te aaien, over de kop te wrijven en achter de oren te krabben als waren het huisdieren. In zekere zin zijn ze dat ook, voor mij toch, want één keer langs Tahons handen gepasseerd, is het gips geen gips meer maar een vacht, het brons een bast waarin een hart klopt en het keramiek een ader waar bloed doorstroomt. Kijkt u in hun ogen: ze leven en zoeken contact. 

In sculpturen huisdieren zien, ik besef dat ik daarmee moet opletten. Men heeft in het verleden al voor minder mensen opgesloten. Toch wil ik – u mag dat gerust aan een zelfdestructief, roekeloos en arrogant karakter toerekenen; ik ontken niks – de vergelijking nog even voortzetten. Voor mij zijn Tahons beelden immers ook huisdieren in de zin dat ze hun mysterie nooit helemaal prijsgeven. Hoe nabij ook, ze behouden altijd iets raadselachtigs. Wat goed is, want vertrouwdheid brengt minachting voort wil een gezegde. Het maakt dat mensen elkaar beu raken en scheiden. Dat, beste vrienden, geldt dus niet voor onze huisdieren: hen geraken we niet beu en we gaan ook niet bij hen weg – zelfs niet bij lelijke, oude, stinkende keffers. De reden is dezelfde waarom ook de beelden van Johan Tahon nooit kunnen en zullen vervelen: het mysterie blijft, en dus blijven ook de fascinatie en de bewondering. 

Kunstenaar Johan Tahon blijkt met zijn diepgaande interesse voor het religieuze en het mystieke ook zelf een liefhebber van mysteries. ‘Misschien’, zo stelt hij, ‘worden mijn sculpturen wel niet door mezelf gemaakt. Ik laat ze in vertrouwen ontstaan alsof ik enkel een apparaat ben in handen van een of ander psychologisch systeem. (…) Is dat een psychologisch menselijk of een veel groter systeem? Wie weet?’ Tahon laat het antwoord vlieden, maar benadrukt wel dat zijn handen de handelingen uitvoeren zonder dat hij erbij nadenkt: buiten zinnen, als het ware. In een andere realiteit. (Ja, men heeft in het verleden mensen al voor mindere uitlatingen opgesloten.) ‘Ik weet heel zeker’, zo zegt Tahon nog, ‘dat ik er alles aan gedaan heb om alsjeblief geen kunstenaar te moeten zijn, maar er was geen andere mogelijkheid. Ik werd gedwongen om te doen wat ik doe en te ondergaan wat ik onderga. En het is uiteindelijk fantastisch zo. Dat kan ik nu opgelucht zeggen: het is een fantastisch drama!’

Een ‘fantastisch drama’ – zo vat Johan Tahon dus zijn werk, zijn lot, zijn reisbestemming samen. Het klinkt als het leven zelf, want ook het leven is natuurlijk een fantastisch drama: een wreed sprookje in een bitterzoete wereld. Wie de tijd neemt om Tahons werk ten gronde te lezen, inclusief het wit tussen de lijnen – daar ben ik dan weer wél goed in – komt denk ik vroeg of laat altijd uit bij de mens zoals hij is: kwetsbaar en nadenkend, zoekend en twijfelend. Het werk van Tahon is met andere woorden niet alleen maar teder en feeëriek en aaibaar; het is ook hard en ontregelend en onvoorspelbaar. Tahons sculpturen verbeelden nu eenmaal pure wezens met complexe emoties en vlottende gedachten, geen poppen met valse sentimenten en verroeste ideeën. Ze zijn authentiek en daardoor per definitie veelzijdig en tegenstrijdig. ‘Onaf en eeuwig in wording’, om met de filosofie van ELIM te spreken. ‘Elke sculptuur ben ik waarschijnlijk zelf’, aldus nog de kunstenaar. ‘Net zoals ik in- en uitadem, zo komen die beelden.’

Het werk van Johan Tahon, geacht publiek, maakt deel uit van belangrijke publieke en private collecties en het wordt ook regelmatig tentoongesteld in gerenommeerde galeries en vooraanstaande musea in binnen- en buitenland. Laat ik – ik beperk me tot het nimimum – het S.M.A.K., het M HKA en het Stedelijk Museum van Amsterdam noemen als voorbeelden van musea met zijn werk. Beaufort, Lustwarande en de Biënnale van Istanbul als voorbeelden van de vele tentoonstellingen waar hij deel van uitmaakte en het Gerhard Marcks Haus te Bremen, het Kennedy Center for the Performing Arts in Washington en het Topkapi Paleis in Istanbul als voorbeelden van de vele plekken waar zijn beelden werden en worden getoond. Tot daar het gestoef, waarmee ik wil duidelijk maken dat ELIM in zeer fijn en chic gezelschap verkeert.

Tegelijkertijd vind ik het ook voor Johan Tahon een hele eer dat zijn werk onderdak krijgt in ELIM: een mooie, stille en veilige plek waar traagheid en eerlijkheid en diepgang regeren. Tahon en ELIM zijn, geloof me, voor elkander gemaakt. Ze hebben hetzelfde DNA, staan beiden voor de pijn van het leven en de schoonheid van de wedergeboorte. Voor het lijden en het verrijzen. Johan Tahon geeft via zijn beelden – elk van zijn amorfe, anatomisch rare figuren, elk van zijn naakte, sensuele engels, elk van zijn androgyne en hybride wezens – vorm aan zichzelf. Met brokstukken, verloren ledematen, bollen, houten latten, stukken touw, ijzerstukken, afijn, wat hij ook vindt in zijn atelier, probeert hij uiteindelijk elke keer weer zichzelf te boetseren. Te reconstrueren tot er een nieuw beeld ontstaat. En is dat niet wat mensen hier doen? De brokstukken en de scherven van hun leven reconstrueren tot een nieuw beeld? Een beeld dat slimmer is dan hun maker.

Tahons beelden zijn gehavend zoals alleen mensen gehavend kunnen zijn, maar kijkt u asjeblieft goed naar hen: ondanks alles omarmen zij het leven.

Jelle Van Riet