Overslaan en naar de inhoud gaan

Collega: ‘En Fristi, fijn weekend gepland?’

Fristi:’ Goh, morgenvroeg om 5 uit de veren voor photoshoot, en in de namiddag ga ik de gemiste slaap inhalen!”

Collega: ‘Ha! Wacht maar tot jij kinderen hebt...’

De uitspraak van mijn collega werd voorafgegaan  door een licht minachtend hikje, een meewarige blik mijn richting uit. Uitspraken als deze maken dat ik me ongemakkelijk voel, alsof ik in een vagevuur zit waar de klok verdertikt en de houdbaarheidsdatum richting expiration date gaat. Het wordt niet altijd met evenveel woorden gezegd, maar vaak komt het erop neer dat de manier waarop ik nu mijn leven leid, gezien wordt als een betekenisloos voorspel van iets anders. En toch hoop ik meer te zijn dan slechts de som van een aantal maatschappelijke conventies.

Ik héb gewacht. Mijn bloemkolen extra veel water gegeven, zaadbollen gehangen voor de ooievaars en dagelijks drie keer geblazen op mijn poppetjes van stro. Maar ze kwamen niet, die kinderen. Ik zou kunnen zeggen dat ik te lang bij een man ben gebleven van wie de ja-nee-misschiendeur op een te kleine kier stond. Met een beschuldigende vinger wijzen hoeft  hier echter niet, want ik ben diegene die te lang gebleven is. Ik wilde het wel graag, ooit, toen ik een pak jonger was. Ik stond op het perron van de trein richting Zwitsalland, maar ik heb de trein gemist. Afgeleid door de goesting in een pakje M&M’s met pindanootjes, mijn hoofd even omgedraaid naar de snoepautomaat, en akke akke tuut tuut weg was hij.

Als er één ding is dat even genadeloos straft als een zachte balsem legt, dan is het wel de tijd. Mijn houdbaarheidsdatum is dan ook beperkter dan die van een blik tomatenpuree uit het interbellum. Niet enkel mijn fysieke houdbaarheidsdatum, maar ook de mentale.  Vind ik het jammer dat ik geen moeder ben? Absoluut. Vind ik het erg? Neen. Jammer zijn de vooroordelen die aan mijn situatie gekoppeld worden. Ik ben mannenhater noch kinderhater, integendeel. Ik schuw geen verantwoordelijkheden. Wie me een beetje kent weet dat ik gek ben op baby’s, peuters, kleuters en alles erna. Ik surf lustig mee op de oxytocinegolf van pasgeboren moeders uit mijn omgeving.

Of de uitdrukking ‘eigen kind schoon kind’ klopt, zal ik niet te weten komen. Ik zal nooit kunnen meepraten over hoe het voelt om opgezwollen enkels te hebben, nooit zal ik weten of de misselijkheid enkel ’s ochtends is. De eeuwige twijfel of ik je wel goed grootbreng en of ik de verantwoordelijkheid wel aankan, zal ik niet kennen. Mijn zwarte truien in Dreft laten weken omdat ze onder de melkkots hangen, zal ik nooit doen. Je sussen wanneer je gevallen bent en je schaafwond met moedertjeszalf genezen, is niet voor mij weggelegd. Nooit zal ik met mijn moeder bellen om te horen dat ik stijfsel moet gebruiken tegen de jeuk van je eczeem. Op een oudercontact met het schaamrood op de wangen moeten vertellen dat je zo ongelukkig bent omdat jouw vader en ik het niet meer zien zitten, blijft jou en mij gelukkig bespaard. Uiteraard zou er op jouw rapport staan dat je teveel praat in de klas. Nooit zal ik zien hoe je voor het slapengaan met je vingers langs de muur strijkt, omdat je houdt van het gevoel dat de oneffenheid jou geeft. Ik zal geen zorgen hebben of je wel genoeg vriendjes hebt, en of je geen andere kinderen pest, of zelf gepest wordt.

Ik ben niet gewenst kinderloos, niet ongewenst, maar gewoon onverwacht. Mocht ik per toeval nog met kind gezegend of geschopt worden, dan heb jij nog steeds nooit bestaan. Want voor nu stop ik met wachten.

E.