Overslaan en naar de inhoud gaan
Langdurige zorg Gebouw 3

‘Bijna zeven jaar geleden maakte ik voor het eerst kennis met Bethanië toen mijn dochter Elise gedwongen werd opgenomen. Toen had ik nog veel hoop. Ik dacht: een opname van drie maanden, zorgen dat ze drugsvrij wordt en het komt allemaal weer goed. Het draaide anders uit.’

‘Ondertussen is ze geïnterneerd en verblijft ze op een gesloten afdeling, Kouter. Het ergste is die uitzichtloosheid van een jong iemand. Ze is nog maar 26. Mijn andere dochter begint aan haar leven, is net gaan samenwonen, heeft een goede job. Terwijl Elise het leven aan haar neus ziet voorbijgaan.’

‘Ik vind dat de hulpverleners van Kouter veel inspanningen doen met beperkte middelen. Ze zijn menselijk en ervan overtuigd dat samenwerking met familie belangrijk is. De meesten luisteren ook naar mij en doen hun job met bezieling. Toch vind ik dit nog steeds een heel schrijnende omgeving. 30 patiënten van alle leeftijden zitten er door elkaar, er wordt geroepen en getierd, geplast in de gang. Ik ga elke week op bezoek en elke week ga ik opnieuw buiten met een krop in mijn keel. Moet ik mijn kind daar achterlaten? Zelf zou ik er zieker worden in plaats van beter.’

‘Weet je, eigenlijk wordt een veroordeelde minder erg gestraft dan een geïnterneerde. Dan zit je je gevangenisstraf uit en kan je opnieuw beginnen. Een internering is een stigma dat je meedraagt voor het leven. Elise heeft een diagnose gekregen: schizo-affectieve stoornis. Ik vind het de meest erge ziekte die er is, omdat je uitgesloten wordt van de maatschappij.’

‘Haar papa bezoekt haar af en toe en neemt haar mee naar familiefeestjes. Haar zus gaat de miserie liever uit de weg. Ze bezoekt haar niet op de afdeling, maar ziet Elise wel af en toe bij mij of bij haar papa. Elise heeft geen vrienden meer. Haar papa en ik zijn de enigen waarmee ze op stap gaat, naast de schaarse uitjes met de verpleging. Soms vraagt ze mij: ‘Waarom mag ik niet thuis komen wonen?’, ‘Waarom stoppen ze niet met die inspuitingen, want ik wil ook graag een kindje?’. Haar bed ligt vol met knuffels omdat ze hunkert naar affectie. Mijn grote angst is dat ze de voeling en het contact met de buitenwereld helemaal zal verliezen. Ook al voel ik me er zelf schuldig over, ik weet dat het geen optie is om bij mij te komen wonen. Ik hoop dat er een tussenweg is, dat we een weg richting maatschappij vinden, een plek waar zij gelukkig kan zijn, ook al zal het altijd onder begeleiding zijn. Maar je botst op wachtlijsten voor beschermd wonen. Het lijkt wel een eindeloos verhaal, een constante confrontatie en voortdurend rouwproces.’

‘Familie is welkom op Kouter. Ze organiseren elk jaar een mosselfeest en een kerstfeest. Via ‘het Koutertje’, een boekje dat patiënten uitgeven, blijven we op de hoogte. Omdat ze weten dat ik het nog steeds heel moeilijk heb met de situatie, nemen ze de tijd om af en toe een babbeltje te maken. Ik zou graag nog meer op de hoogte zijn van wat Elise precies doet tijdens de dag. Een heen- en weerboekje zoals in de kinderopvang lijkt me wel wat, al is dat nog een extra belasting voor de hulpverleners.’

‘Zelf mis ik steun van mijn familie en omgeving. En iemand die Elise af en toe eens mee op uitstap neemt, liefst iemand van haar leeftijd. Altijd met de mama op schok gaan, is toch maar niets voor een vrouw van 26? Het is mooi weer vandaag. Ik ga nog even wandelen over het domein en dan ga ik Elise ophalen. En morgen gaan we samen naar de Zoo, als het lukt, want het is telkens afwachten.’

*Katrien en Elise zijn schuilnamen